dinsdag 22 november 2016

Fantoom

Wat maakt dat je 's nachts gaat leven? Dat je alleen maar in het duister je voedsel zoekt en je hele systeem zich richt op stilte en zien in het donker? Ik vroeg het me af deze herfst. Half blind en onhandig had ik mijn weg gezocht in het eerste duister van een doordeweekse avond. Een avond die behoorde bij een prachtige dag in de natuur, eentje die ik had doorgebracht met het vangen en ringen van trekvogeltjes in de Eemshaven. Ik draag normaliter een bril om alles een beetje scherp te zien maar omdat ik het terrein ken had ik hem vandaag niet op. Geen probleem. En voor het gepeuter bij de netten had ik mijn leesbril, ik had ik alle gevederde pracht goed kunnen zien. Ik gedij in het licht, dat is wel duidelijk. Zodra het donker wordt krijg ik problemen. En daar liep ik ook vanavond weer tegenaan.

Met een klein lampje op mijn voorhoofd om mezelf bij te lichten en met de leesbril paraat, deden mijn compagnon en ik de laatste controleronde langs de netten; trekvogels vangen doe je van zonsopgang tot net na zonsondergang. Het was flink donker tussen de bosjes in het terrein, alleen als ik opkeek zag ik de netstokken iets afsteken tegen de avondhemel. Hier en daar hing nog een vogel in het net en het kostte me grote moeite om ze eruit te halen in het duister. Ik ergerde me aan mijn slechte zicht en aan mijn onhandigheid, aan mijn gestruikel door het ongelijke terrein. Steeds opnieuw moest ik mijn lampje richten en ik vergat na iedere handeling m'n leesbril af te zetten waardoor ik voortdurend zelf de netten inliep, bah. Ik ben niet aangepast aan leven in duisternis. Uilen wel. Maar die kleunen ook wel eens mis ondanks hun schitterende eigenschappen. In een van de netten die was opgesteld langs een corridor tussen de bosjes hing namelijk een ransuil. Het dier deinsde verschrikt achteruit toen we het beschenen met onze hoofdlampjes. Met grote fel oranje ogen keek het ons aan zoals alleen uilen kunnen kijken; fanatisch boos. Tegelijkertijd maakte het knappende geluidjes met haar tong in een poging om ons af te weren. Ik liet het aan mijn metgezel en zijn ervaring over om de uil te bevrijden, beducht als ik was voor de enorme klauwen van het dier. We maakten de ronde af en de uil lag intussen rustig in een soort uilenhoudgreep op de arm van mijn compagnon. Terug in onze schaftkeet werd ze geringd. De ring schoof mooi ruim over de roodgevederde uilenpoot. De huid van uilenpoten is bedekt met veertjes, het is net of ze een broek dragen. Die broek hoort dus bij dat leven in duisternis denk ik dan. Die broek heeft een functie net als al het andere moois van de uil, z'n gezichtsmasker, de oorpluimpjes. Allemaal evolutie uiteraard, het had geen zin om romantische gedachten te hebben. Blijkbaar was het in een ver verleden nuttig of noodzakelijk voor uilen om een draai te maken naar de nacht. Fascinerend als je eigen zintuigen zo zijn ingesteld op leven in het daglicht.

Buiten liet ik de ransuil nog even poseren voor een paar foto's. De klauwen onschadelijk omdat ik nu ook de juiste greep toepaste. Verbazend hoe imposant ze lijken en hoe licht ze eigenlijk zijn. Een paar honderd gram wegen ze. Een indrukwekkende massa veren maar bijzonder weinig gewicht. In het licht van m'n hoofdlamp zag ik van dichtbij de mooie oranje ogen, de soepel doordraaiende beweging van de kop. Toen was het moment gekomen om de uil los te laten. Ik opende mijn vuist en verwachtte een afzet, gewicht tegen mijn hand. Dat je hand wordt weggedrukt door die afzet. En geritsel van veren die lucht in beweging brengen. Een kreet misschien. Maar er was niets. De uil spreidde haar vleugels en gleed de duisternis in, loste op in stilte. Alsof ik enkel lucht in handen had gehad.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten