dinsdag 17 november 2015

Drietenen

 In december 2010 is het flink winter. Het is al weken koud en er ligt ijs in de sloten. Van sneeuw is echter geen sprake; het landschap is grauw en guur. Ik ben op 21 december in Delfzijl en tuur vanaf de dijk bij het plaatselijke strandje over de Eems. De oostenwind giert over de top van de dijk en blaast tranen in mijn ogen. Ondanks de zon is het er bitter koud. Het maakt van de havenplaats vandaag een onaangename plek. Het stille Eemshotel dat buitendijks op hoge poten staat lijkt gevangen in het gestolde zeewater. Er is geen levende ziel te bekennen.
Voor me ligt een grote melkachtige en onregelmatige ijsvlakte, de donkere vaargeul in de verte is echter open. Daarachter het silhouet van de Duitse kust. Tegen de dijk aan is het ijs gaan kruien en schuiven schotsen tegen elkaar. Een enorme wanorde is het. Het lijkt alsof het ijs enkele keren is gesmolten en daarna weer bevroren. Net gesmolten kaas op een afgekoelde pizza. Het ijs is bros en heeft een vieze grijsgele tint. Wat een barre wereld. Ik loop enigszins in de luwte langs de voet van de dijk en duik zo diep mogelijk weg in mijn jas. Plotseling zie ik dichtbij drie kleine wadvogeltjes op het ijs staan. Wat doen vogels hier, op dit onzalige moment onder deze poolcondities? Het zijn drieteen strandlopers in hun prachtige witte winterkleed. Zijn ze door de wind hierheen geblazen? Of dachten ze op het strandje nog iets van voedsel te kunnen vinden? De minivogeltjes staan op 1 pootje, hun kopjes naar beneden gericht. De lijfjes wiegen heen en weer. Krijgen ze duwtjes van de wind of schommelen ze zelf? De snaveltjes wijzen naar het ijs. Het is net of ze door het ijs turen, gebiologeerd door de aanblik van een andere wereld.
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten