De vogeltrek is weer begonnen. Een vreemd maar ook intrigerend fenomeen. Waarom kiest de ene soort ervoor om te blijven en zich aan te passen aan veranderende omstandigheden en gaat de andere soort op reis? Twee keer per jaar? Als je goed naar die trekkende soorten kijkt dan wordt dat reisgedrag nog wonderlijker. Want hun kwetsbaarheid is enorm. Deze week heb ik geholpen om trekvogels te ringen in Noord Groningen. In het ringgebied, een ruig terreintje met riet en bosjes waar ze kunnen rusten en fourageren, komen allerlei soorten langs. Ze zijn dan zojuist de Eems overgestoken. Vaak in groepsverband en soms alleen. Veel van deze vogels zijn afkomstig uit het noorden en oosten van Europa. Op hun trek volgen ze de contouren van de kust en doen dan ook Noord Groningen aan. De vogels worden gevangen met mistnetten. Die zien ze niet staan tussen de bosjes op het vangterrein. Eenmaal bevrijd uit het net worden ze gedetermineerd en geringd; terugvangsten zeggen iets over het trekgedrag van de vogels. Wat zagen we deze dag in de netten? Er waren zanglijsters en roodborsten, rietgorzen en kool- en pimpelmezen, vinken en merels, zwartkoppen en heggenmussen. Er was een hele late boerenzwaluw. Er vloog een grote bonte specht in een van de netten (wat een parel!). Zwarte mezen waren er in flinke aantallen en ook 1 baardmannetje. Maar het meest biezonder vond ik de goudhaantjes. Het waren er deze dag nogal veel. Het zijn de kleinste vogeltjes die je in Nederland kunt aantreffen. Ze wegen ongeveer 6 gram. Zo'n minigewichtje, verpakt in veertjes, voel je eigenlijk niet in je hand. Alleen hun turbohartje voel je kloppen tegen je handpalm. Ze zijn heel erg mooi. Alles aan ze is klein en teer. En ze trekken dus duizenden kilometers, naar het zuiden en weer terug. Je realiseert je met zoiets verfijnds in je hand, dat die onderneming een ongelooflijke prestatie is van dit beestje.
vuurgoudhaan
foto: Folkert de Graaf
Geen opmerkingen:
Een reactie posten