Na de labyrintische benauwdheid van de stad
waar ik mijn weg niet vond
Voltrok zich de weidsheid
Van zilveren duinen met
grijsgroen wuivend helmgras
De zee was rechts,
niet zichtbaar schuimend
Hoorbaar slechts
Een straffe zilte bries
blies het firmament vol
met zonlicht
Ik zweefde naakt laag
over duintoppen
langs hellingen
door valleien
Mijn vingers streken zacht langs begroeiing
Ik kende dit landschap
In de verte liep mijn broer
Hij vroeg mij niet hem te volgen
Ik zou het niet kunnen
Daarna was ik alleen
Verontrust groef ik mijn herinneringen op
De zanderige wind had ze toegedekt
Het was er allemaal
Ook het kind
De vrouw sprak van mij
Folkert de Graaf
2013